Protestantse Gemeente Ter Apel

                                   Protestantse Gemeente Valthe en Valthermond

Voorganger: ds. W. v/d Griend, Leek

Ouderling:     mw. A. Nuus-Koetje

Organist:       dhr. M. Wubs, Stadskanaal

Orgelspel

Welkom en mededelingen

Aanvangslied: Psalm 2: 4 (NLB)   O machtigen, o koningen wees wijs…

4 O machtigen, o koningen, wees wijs.

Laat u gezeggen, rechters zonder rede.

Vrees God den Heer en dien Hem naar zijn eis,

verheug u bevend, zoek bij Hem uw vrede.

Kus toch de zoon, opdat gij niet te gronde

gaat op uw weg. Te licht wordt hij getart

en kan zijn gramschap tegen u ontbranden.

Maar zalig zijn die schuilen aan zijn hart.

Stil gebed, bemoediging en groet,

Loflied: Lied 834: 1, 2 en 3 (NLB)  Vernieuw Gij mij o eeuwig licht

1 Vernieuw Gij mij, o eeuwig licht!

God, laat mij voor uw aangezicht,

geheel van U vervuld en rein,

naar lijf en ziel herboren zijn.

2 Schep, God, een nieuwe geest in mij,

een geest van licht, zo klaar als Gij;

dan doe ik vrolijk wat Gij vraagt

en ga de weg die U behaagt.

3 Wees Gij de zon van mijn bestaan,

dan kan ik veilig verder gaan,

tot ik U zie, o eeuwig licht,

van aangezicht tot aangezicht.

We horen de samenvatting van de wet

En lezen daarna Jesaja 58 (NBV)

We zingen: Lied 537: 1 – 4 (NLB) 

1 Zo spreekt de Heer die ons geschapen heeft:

Wat durft dat volk Mij nog te vragen.

Dat volk dat vast, maar toch in tweedracht leeft,

wat durft dat volk Mij nog te vragen.

Die in zak en as gezeten

twistend mijn gebod vergeten,

denkt gij, dat ik om dat vasten geef?

Mijn volk, wat durft gij Mij te vragen.

2 Zo spreekt de God die alles weet en ziet:                                                                                             2

Ik durf uw vasten niet vertrouwen.

Als gij de zwervers niet uw woning biedt

durf Ik uw vasten niet vertrouwen.

Schenk uw brood aan de geboeiden

schenk uw troost aan de vermoeiden.

Anders hoor Ik naar uw smeken niet,

en durf uw vasten niet vertrouwen.

3 En Jezus sprak: Bemin uw vijand ook;

Heer God, wij staan voor U verlegen.

Vergeef het kwaad, zo doet mijn Vader ook;

Heer God, wij staan voor U verlegen.

Want gij zijt ook zelf geschonden

door een menigte van zonden,

en mijn Vader, Hij vergeeft u ook.

Heer God, wij staan voor U verlegen.

4 En Jezus zegt: Mensen, verdraag elkaar,

en Jezus’ woord zal ons bevrijden.

Vergeet uzelf en dien elkander maar

–  en Jezus’ woord zal ons bevrijden.

Aan elkander prijsgegeven

vindt gij honderdvoudig leven.

Jezus zegt: Mensen, bemin elkaar.

En Jezus’ woord zal ons bevrijden.

We bidden

Kindernevendienst

We lezen Ester 4 (BGT) mag zo op de beamer; hoeft niet.

4:1 Mordechai​ hoorde wat er allemaal gebeurd was. Van verdriet ​scheurde​ hij zijn ​kleren. Daarna deed hij rouwkleren aan, en hij gooide zand over zijn hoofd. Zo liep hij door de stad, terwijl hij huilde en schreeuwde.     

2 Voor de ingang van het paleis bleef hij staan. Want iemand die rouwkleren droeg, mocht het paleis niet in.

3 Ook alle andere ​Joden​ die het bevel hoorden, werden heel verdrietig. In alle provincies deden ze rouwkleren aan. Ze stopten met eten, en ze huilden en schreeuwden. Ze gooiden zand over hun hoofd en gingen op de grond liggen.

4 Ester​ hoorde van haar dienaren en dienaressen dat ​Mordechai​ in rouwkleren door de stad liep. Ze schrok heel erg, en stuurde hem andere ​kleren. Maar ​Mordechai​ hield zijn rouwkleren aan en stuurde de ​kleren​ van ​Ester​ terug.

5 Toen riep ​Ester​ Hatach bij zich. Hij was één van haar persoonlijke dienaren. ​Ester​ zei tegen hem: ‘Ga naar ​Mordechai​ toe. En vraag hem waarom hij in rouwkleren door de stad loopt.’

6 Hatach ging naar het plein voor de ingang van het paleis, want daar was ​Mordechai.

7 – 8 Mordechai vertelde hem alles wat er gebeurd was. Ook dat Haman de koning 300.000 kilo zilver wilde geven als hij de Joden mocht doden. En Mordechai gaf Hatach de brief die in Susa voorgelezen was. Daarin stond het bevel om alle Joden te doden. Mordechai vroeg Hatach om de brief aan Ester te laten zien en haar alles te vertellen. ‘En zeg haar dat ze naar de koning moet gaan,’ zei Mordechai. ‘Ze moet hem smeken om haar volk te redden.’

9 Hatach ging terug naar ​Ester​ en vertelde wat ​Mordechai​ gezegd had. 10-12 Maar Ester              3 stuurde hem weer naar Mordechai met het volgende antwoord: ‘Het is nu al dertig dagen geleden dat ik bij de koning mocht komen. En er is één wet die iedereen in het hele koninkrijk kent. Daarin staat dat je nooit zomaar naar de koning mag gaan. Als je dat toch doet, word je gedood. Behalve als je de gouden staf van de koning mag aanraken. Dan blijf je in leven. Die wet geldt voor iedereen, voor alle mannen en alle vrouwen. Ik kan dus niet zomaar naar de koning toe gaan.’

13 Toen ​Mordechai​ dat gehoord had, stuurde hij Hatach weer naar ​Ester​ met het volgende antwoord: ‘Jij woont in het paleis van de ​koning. Maar je moet niet denken dat jij daarom als enige van alle ​Joden​ gered zult worden. 14 Als jij nu niet met de ​koning​ praat, zal er wel op een andere manier hulp komen. De ​Joden​ zullen dan gered worden, maar jij en je ​familie​ zullen sterven. En weet je wat ik denk? Misschien heeft het wel zo moeten zijn. Misschien moest jij ​koningin​ worden om je volk te redden.’

15 Toen ​Ester​ dat gehoord had, stuurde ze Hatach naar ​Mordechai​ met het volgende antwoord: 16 ‘Roep alle ​Joden​ in Susa bij elkaar. Spreek af dat jullie niet meer eten en drinken, drie dagen lang. Doe dat voor mij. Eet niet en drink niet, overdag niet en ook ’s nachts niet. Mijn dienaressen en ik zullen ook niet meer eten en drinken. Daarna zal ik naar de ​koning​ gaan, ook al is dat tegen de wet. Als ik moet sterven, dan moet dat maar.’

17Mordechai​ ging weg en deed wat ​Ester​ gezegd had.

We zingen: Lied 905: 1 en 2 (NLB)  

1 Wie zich door God alleen laat leiden,                     

enkel van Hem zijn heil verwacht,                              

weet Hem nabij, ook in de tijden                                  

die dreigend zwart zijn als de nacht.

Want wie op God alleen vertrouwt,

heeft nooit op zand zijn huis gebouwd.

Wat is de winst als ik vol zorgen

mijn lot met ach en wee beklaag?

Vind ik er baat bij elke morgen

de dag te zien als nieuwe plaag?

Want ons verdriet en onze nood

worden door klagen maar vergroot.

De preek:  amen? Amen! Ester 4: 14c

“Misschien heeft het wel zo moeten zijn…..”

De kinderen worden opgehaald

We zingen na de preek: Lied 905: 3 en 4 (NLB)  

3 Laat dan uw stilte ook uw kracht zijn                                                                                                     4

en leef uw leven opgewekt.

Laat Gods genade u genoeg zijn,

die voor u uit zijn sporen trekt.

Hij is het zelf die ons voorziet;

wat ons ontbreekt ontgaat Hem niet.

4 Zing maar en bid, en ga Gods wegen,

doe wat uw hand vindt om te doen.

Weet dat de hemel zelf u zegent,

u brengt naar weiden fris en groen.

Wie zich op God alleen verlaat,

weet dat Hij altijd met ons gaat.

We danken en bidden;

Stil gebed en onze Vader….

Onze Vader die in de hemelen zijt,

uw naam worde geheiligd;

uw Koninkrijk kome;

uw wil geschiede,

gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.

Geef ons heden ons dagelijks brood;

en vergeef ons onze schulden,

gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren;

en leid ons niet in verzoeking,

maar verlos ons van de boze.

Want van u is het Koninkrijk en de kracht

en de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen

Collectemoment

Slotlied: Lied 978: 1 en 4  

1 Aan U behoort, o Heer der heren,

de aarde met haar wel en wee,

de steile bergen, koele meren,

het vaste land, de onzekere zee.

Van U getuigen dag en nacht.

Gij hebt ze heerlijk voortgebracht.

4 Laat dan mijn hart U toebehoren

en laat mij door de wereld gaan

met open ogen, open oren

om al uw tekens te verstaan.

Dan is het aardse leven goed,

omdat de hemel mij begroet.

Zegen en gezongen ‘3x amen’: Lied 431C 

Orgelspel

Collecten bij de deur