Protestantse Gemeente Ter Apel

                                   Protestantse Gemeente Valthe en Valthermond

Voorganger: dhr. B. Broers, Nw. Dordrecht

Ouderling:     dhr. A. Olthof

Organist:       mw. I. Veldman

ORDE VAN DIENST

Aanvangslied: Lied 25: 1 en 6

1  Heer, ik hef mijn hart en handen

op tot U, beslecht mijn zaak.

Weer van mij de smaad en schande

van mijns vijands leedvermaak.

Ja, zij worden zeer beschaamd

die de goede trouw verachten,

maar wie uw gebod beaamt,

mag gelovig U verwachten.

6  Wie heeft lust de Heer te vrezen,

’t allerhoogst en eeuwig goed?

God zal zelf zijn leidsman wezen,

leren hoe hij wandelen moet.

Wie het heil van Hem verwacht

zal het ongestoord verwerven,

en zijn zalig nageslacht

zal ’t gezegend aardrijk erven.

 Bemoediging en Groet 

Kyriëgebed afgewisseld met Lied 598 (Als alles duister is, ontsteek dan een lichtend vuur dat nooit meer dooft, vuur dat nooit meer dooft (2x)

Als alles duister is,

ontsteek dan een lichtend vuur dat nooit meer dooft,

vuur dat nooit meer dooft. (2x)

Lied 413: 1 en 2

1  Grote God, wij loven U,

Heer, o sterkste aller sterken!

Heel de wereld buigt voor U

en bewondert uwe werken.

Die Gij waart te allen tijd,

blijft Gij ook in eeuwigheid.

2  Alles wat U prijzen kan,

U, de Eeuwige, ongeziene,

looft uw liefde en zingt ervan.

Alle engelen, die U dienen,

roepen U nooit lovensmoe:

‘Heilig, heilig, heilig’ toe!

Gebed om verlichting met de Heilige Geest

Kindernevendienst: We gaan voor even uit elkaar

1  Wij gaan voor even uit elkaar

en delen nu het licht.        

Dat licht vertelt ons iets van God.

Op Hem zijn wij gericht.       

Wij geven Gods verhalen door.

En wie zich openstelt

ervaart misschien een beetje licht

door wat er wordt verteld.

Straks zoeken wij elkaar weer op

en elk heeft zijn verhaal.

Het licht verbindt ons met elkaar:

het is voor allemaal.

1e Schriftlezing: Deuteronomium 30: 9-14

9De HEER, uw God, zal u voorspoed geven in alles wat u onderneemt, u kinderrijk maken en uw vee en uw land vruchtbaar maken. Hij zal er weer vreugde in vinden om u te zegenen, zoals voorheen bij uw voorouders. 10Want u toont de HEER, uw God, dan uw gehoorzaamheid door de geboden en bepalingen in dit wetboek in acht te nemen, en u wilt Hem weer met hart en ziel toebehoren.

11De geboden die ik u vandaag heb gegeven, zijn niet te zwaar voor u en liggen niet buiten uw bereik. 12Ze zijn niet in de hemel, dus u hoeft niet te zeggen: “Wie stijgt voor ons op naar de hemel om ze daar te halen en ze ons bekend te maken, zodat wij ernaar kunnen handelen?” 13Ook zijn ze niet aan de overkant van de zee, dus u hoeft niet te zeggen: “Wie steekt de zee voor ons over om ze daar te halen en ze ons bekend te maken, zodat wij ernaar kunnen handelen?” 14Nee, die geboden zijn heel dicht bij u, in uw mond en in uw hart; u kunt ze volbrengen.

Lied 321: 1,2,3

1  Niet als een storm, als een vloed,

niet als een bijl aan de wortel

komen de woorden van God,

niet als een schot in het hart.

2  Maar als een glimp van de zon,

een groene twijg in de winter,

dorstig en hard deze grond –

zo is het koninkrijk Gods.

3  Stem die de stilte niet breekt,

woord als een knecht in de wereld,

naam zonder klank zonder macht,

vreemdeling zonder geslacht.

2e Schriftlezing:      Lucas 10: 25-37

25Er kwam een wetgeleerde die Hem op de proef wilde stellen. Hij vroeg: ‘Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ 26Jezus antwoordde: ‘Wat staat er in de wet geschreven? Wat leest u daar?’ 27De wetgeleerde antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.’ 28‘U hebt juist geantwoord,’ zei Jezus tegen hem. ‘Doe dat en u zult leven.’ 29Maar de wetgeleerde wilde zijn gelijk halen en vroeg aan Jezus: ‘Wie is mijn naaste?’ 30Toen vertelde Jezus hem het volgende: ‘Er was eens iemand die van Jeruzalem naar Jericho reisde en onderweg werd overvallen door rovers, die hem zijn kleren uittrokken, hem mishandelden en hem daarna halfdood achterlieten. 31Toevallig kwam er een priester langs, maar toen hij het slachtoffer zag liggen, liep hij met een boog om hem heen. 32Er kwam ook een Leviet langs, maar bij het zien van het slachtoffer liep ook hij met een boog om hem heen. 33Een Samaritaan echter, die op reis was, kreeg medelijden toen hij hem zag. 34Hij ging naar de gewonde man toe, goot olie en wijn over zijn wonden en verbond ze. Hij zette hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een logement, waar hij voor hem zorgde. 35De volgende morgen gaf hij twee denarie aan de eigenaar en zei: “Zorg voor hem, en als u meer kosten moet maken, zal ik u die op mijn terugreis vergoeden.” 36Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer van de rovers?’ 37De wetgeleerde zei: ‘De man die hem barmhartigheid heeft betoond.’ Toen zei Jezus tegen hem: ‘Doet u dan voortaan net zo.’

Lied: 321: 4,6,7 

4  Kinderen, armen van geest,

mensen gelouterd tot vrede,

horen de naam in hun hart,

dragen het woord in hun vlees.

6  Niet in het graf van voorbij,

niet in een tempel van dromen,

hier in ons midden is Hij,

hier in de schaduw der hoop.

7  Hier in dit stervend bestaan

wordt Hij voor ons geloofwaardig,

worden wij mensen van God,

liefde op leven en dood.

Verkondiging

Hemelhoog 708/Evangelische Liedbundel 402

Toen ik naar mijn naaste zocht

1  Toen ik naar mijn naaste zocht,

waar was jij? Waar was jij?

Toen ik naar mijn naaste zocht; waar was jij?

En ik vraag je niet naar huidskleur,

naar geloof of naar je naam.

Toen ik naar een naaste zocht, waar was jij?

Ik was naakt en had geen geld,

waar was jij? Waar was jij?

Ik was naakt en had geen geld; waar was jij?

En ik vraag je niet naar huidskleur,

naar geloof of naar je naam.

Toen ik naar een naaste zocht, waar was jij?

3  Ik had niets en zocht een huis,

waar was jij? Waar was jij?

Ik had niets en zocht een huis; waar was jij?

En ik vraag je niet naar huidskleur,

naar geloof of naar je naam.

Toen ik naar een naaste zocht, waar was jij?

4  Toen ik dorst en honger had,

waar was jij? Waar was jij?

Toen ik dorst en honger had; waar was jij?

En ik vraag je niet naar huidskleur,

naar geloof of naar je naam.

Toen ik naar een naaste zocht, waar was jij?

5  Ik was ziek en vroeg om hulp,

waar was jij? Waar was jij?

Ik was ziek en vroeg om hulp; waar was jij?

En ik vraag je niet naar huidskleur,

naar geloof of naar je naam.

Toen ik naar een naaste zocht, waar was jij?

6  Overal waar jij zult zijn,

zal ik zijn, zal ik zijn.

Overal waar jij zult zijn, zal ik zijn.

En ik vraag je niet naar huidskleur,

naar geloof of naar je naam.

Toen ik naar een naaste zocht, waar was jij?

Dankgebed en voorbeden; Onze Vader

       Onze Vader die in de hemelen zijt,

       uw naam worde geheiligd;

       uw Koninkrijk kome;

       uw wil geschiede,

       gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.

       Geef ons heden ons dagelijks brood;

       en vergeef ons onze schulden,

       gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren;

       en leid ons niet in verzoeking,

       maar verlos ons van de boze.

       Want van u is het Koninkrijk en de kracht

       en de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen.

Collecten

Lied 1005: 1, 4 en 5

1  Zoekend naar licht hier in het duister,  

zoeken wij U, waarheid en kracht.

Maak ons uw volk, heilig, vol luister,

schijn in de donkere nacht.

Christus, ons licht,

schijn door ons heen, schijn door het duister.          

Christus, ons licht,

schijn ook vandaag, hier in uw huis.

4  Zoekend naar troost zijn velen dakloos,

zoekend naar warmte zijn velen koud.

Maak ons een huis van levende stenen,

schuilplaats door U gebouwd.

Christus, ons licht,

schijn door ons heen, schijn door het duister.

Christus, ons licht,

schijn ook vandaag, hier in uw huis.

5  Met zoveel gaven aan ons gegeven,

voor zoveel leed, zoveel gemis.

Maak ons uw dienaars, leer ons te delen,

totdat uw rijk hier is.

Christus, ons licht,

schijn door ons heen, schijn door het duister.

Christus, ons licht,

schijn ook vandaag, hier in uw huis.

Zegen.