Liturgie 27 april 2025
27-04-2025
Protestantse Gemeente Ter Apel
Protestantse Gemeente Valthe en Valthermond
Voorganger: ds. J. Bakker, Stiens
Ouderling: mw. L. Brouwer-Wubs
Organist: dhr. A. Verhart, 2e Exloërmond
Voor de dienst zingen: ELB 122: 1, 2, 3, 4
1 Daar juicht een toon, daar klinkt een stem,
die galmt door gans Jeruzalem;
Een heerlijk morgenlicht breekt aan,
de Zoon van God is opgestaan.
2 Geen graf hield Davids Zoon omkneld.
Hij overwon, die sterke Held!
Hij steeg uit ’t graf door eigen kracht,
want Hij is God, bekleed met macht.
3 Nu jaagt de dood geen angst meer aan,
want alles, alles is voldaan,
wie in ’t geloof op Jezus ziet,
die vreest voor dood en duivel niet.
4 Want nu de Heer is opgestaan,
nu vangt het nieuwe leven aan,
een leven door Zijn dood bereid,
een leven in Zijn heerlijkheid.
Welkom, mededelingen en kaarsen aansteken
Intochtslied: Psalm 81: 1 en 3
1 Jubel God ter eer,
Hij is onze sterkte!
Juich voor Israëls Heer,
stem en tegenstem
springen op voor Hem
die ons heil bewerkte.
3 Dit is ingezet
als een eeuwig teken
Jozef tot een wet,
toen des Heren hand
aan Egypteland
machtig is gebleken.
Inleidingstekst: Openbaring 1: 12b – 20
Zingen: NLB 648: 1, 2, 3
1 Zing halleluja, hemel en aarde, zing,
zing voor de Ene, de Eeuwige
aan wie het licht, de liefde ontspringt, –
verheven is Hij, de Levende.
2 Heldere bron, Gij zon die met gloed geneest,
dor hout bloeit op in uw open hof:
één en al bloesem, wekenlang feest –
wij plukken geloof en oogsten lof.
3 Zing halleluja, nodig de volken: drink,
eet van de vrucht, gij gezegenden;
zing dat langs lucht en wolken weerklinkt:
verheven is Hij, de Levende!
Gebod: Mattheüs 22: 34-40
Zingen: NLB 320: 1, 2, 3
1 Wie oren om te horen heeft
hore͜ naar de͜ wet die God hem geeft:
gij zult geen vreemde goden
maar Mij alleen belijden voortaan.
Hoor, Isra͜ël, mijn geboden.
2 Bemin uw Heer te allen tijd.
Dien hem͜ met alles wat gij zijt.
Aanbid Hem in uw daden.
Dit is het eerste͜ en grote gebod,
de wil van God, uw Vader.
3 – Bied uw naaste͜ de helpe͜nde hand.
Spijzig de͜ armen in uw land,
een woning wilt hen geven.
Het tweede͜ gebod is͜ het eerste gelijk;
doe dit, en gij zult leven.
Gebed van Verootmoediging en Schuldbelijdenis
Zingen: NLB 320: 4
4 De macht der liefde is zo groot,
͜geen water blust haar vuren uit,
wanneer zij is ontstoken.
Nu wil ontbrande͜n aan liefdeswoord,
God heeft͜ het tot ons gesproken.
Woord van Vergeving
Zingen: NLB 320:5
5 De liefde spreekt haar eigen taal,
alle͜ kwaad͜ bedekt zij duizendmaal –
vergeef al wie u griefde.
Dit lied zal in de lucht opgaan,
maar blijve͜ in ons de liefde.
Gebed om Verlichting met de Heilige Geest
KND zingen: Wij gaan voor even uit elkaar (als er kinderen zijn)
1ste Schriftlezing: Genesis 28: 10 – 22
Jakobs droom in Betel
[10] Jakob verliet dus Berseba en ging op weg naar Charan. [11] Op zijn tocht kwam hij bij een plaats waar hij bleef overnachten omdat de zon al was ondergegaan. Hij pakte een van de stenen die daar lagen, legde die onder zijn hoofd en ging op die plaats liggen slapen. [12] Toen kreeg hij een droom. Hij zag een ladder die op de aarde stond en helemaal tot de hemel reikte, en daarlangs zag hij Gods engelen omhooggaan en afdalen. [13] Ook zag hij de HEER bij zich staan, die zei: ‘Ik ben de HEER, de God van je voorvader Abraham en de God van Isaak. Het land waarop je nu ligt te slapen zal Ik aan jou en je nakomelingen geven. [14] Je zult zo veel nakomelingen krijgen als er stof op de aarde is; je gebied zal zich uitbreiden naar het westen en het oosten, naar het noorden en het zuiden. In jou en je nakomelingen zullen alle volken op aarde gezegend worden. [15] Ikzelf sta je terzijde, Ik zal je overal beschermen, waar je ook heen gaat, en Ik zal je naar dit land terugbrengen; Ik zal je niet alleen laten tot Ik gedaan heb wat Ik je heb beloofd.’
[16] Toen werd Jakob wakker. ‘Dit is zeker,’ zei hij, ‘op deze plaats is de HEER aanwezig. Dat besefte ik niet.’ [17] Eerbied vervulde hem. ‘Wat een ontzagwekkende plaats is dit,’ zei hij, ‘dit is niets anders dan het huis van God, dit moet de poort van de hemel zijn!’ [18] De volgende morgen vroeg zette Jakob de steen die hij als hoofdsteun had gebruikt rechtop, en wijdde hem door er olie over uit te gieten. [19] Hij gaf die plaats de naam Betel, maar voordien heette die stad Luz. [20] En hij legde een gelofte af: ‘Als God mij terzijde staat en mij op deze reis beschermt, als Hij mij brood te eten geeft en kleren aan mijn lichaam, [21] en als ik veilig terugkom bij mijn verwanten, dan zal de HEER mijn God zijn. [22] De steen die ik gewijd heb, zal dan een huis van God worden – en ik beloof dat ik U dan een tiende deel zal afstaan van alles wat U mij geeft.’
Zingen: NLB 815: 1, 2, 3, 4
1 Het eerste licht raakt Jakob aan:
Ik ben.
Er is een lange weg te gaan.
Maar waar geen reisgenoot meer is
behoudt één naam betekenis:
Ik ben.
2 De Naam die afdaalt in de nacht:
Ik ben,
die in een droom op Jakob wacht.
Ik ben het woord dat naar u taalt,
u voorgaat en u achterhaalt,
Ik ben.
3 Hij is op deze plaats geweest:
Ik ben.
De schepping ademt nog zijn geest.
Zelfs in een steen weerklinkt zijn naam,
de kracht die mensen op doet staan:
Ik ben.
4 O onuitsprekelijk geheim,
Ik ben.
Wil ons ook tegenwoordig zijn.
Hoe ontzagwekkend is de plaats
waar Gij op ons te wachten staat.
Ik ben.
2de Schriftlezing: Lucas 24:13 – 35
Verschijningen
[13] Diezelfde dag gingen twee van de leerlingen op weg naar Emmaüs, een dorp dat zestig stadie van Jeruzalem verwijderd ligt. [14] Ze spraken met elkaar over alles wat er was voorgevallen. [15] Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren, kwam Jezus zelf naar hen toe en liep met hen mee, [16] maar hun blik werd vertroebeld, zodat ze Hem niet herkenden. [17] Hij vroeg hun: ‘Waar lopen jullie toch over te praten?’ Daarop bleven ze somber gestemd staan. [18] Een van hen, die Kleopas heette, antwoordde: ‘Bent U dan de enige vreemdeling in Jeruzalem die niet weet wat daar deze dagen gebeurd is?’ [19] Jezus vroeg hun: ‘Wat dan?’ Ze antwoordden: ‘Wat er gebeurd is met Jezus van Nazaret, een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk. [20] Onze hogepriesters en leiders hebben Hem ter dood laten veroordelen en laten kruisigen. [21] Wij leefden in de hoop dat Hij degene was die Israël zou bevrijden, maar inmiddels is het de derde dag sinds dit alles gebeurd is. [22] Bovendien hebben enkele vrouwen uit ons midden ons in verwarring gebracht. Toen ze vanmorgen vroeg naar het graf gingen, [23] vonden ze zijn lichaam daar niet en ze kwamen vertellen dat er engelen aan hen waren verschenen, die zeiden dat Hij leeft. [24] Een paar van ons zijn toen ook naar het graf gegaan en troffen het aan zoals de vrouwen hadden gezegd, maar Jezus zagen ze niet.’ [25] Toen zei Hij tegen hen: ‘Hebben jullie dan zo weinig verstand en zijn jullie zo traag van begrip dat jullie niet geloven in alles wat de profeten gezegd hebben? [26] Moest de Messias al dat lijden niet ondergaan om zijn glorie binnen te gaan?’ [27] Daarna verklaarde Hij hun wat er in al de Schriften over Hem geschreven stond, en Hij begon bij Mozes en de Profeten.
[28] Ze naderden het dorp waarheen ze op weg waren. Jezus deed alsof Hij verder wilde reizen. [29] Maar ze drongen er sterk bij Hem op aan om dat niet te doen en zeiden: ‘Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde.’ Hij ging met hen mee en bleef bij hen. [30] Toen Hij met hen aanlag voor de maaltijd, nam Hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun. [31] Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze Hem. Maar Hij werd onttrokken aan hun blik. [32] Daarop zeiden ze tegen elkaar: ‘Brandde ons hart niet toen Hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot?’ [33] Ze stonden op en gingen meteen terug naar Jeruzalem, waar ze de elf en de anderen aantroffen, [34] die tegen hen zeiden: ‘De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en Hij is aan Simon verschenen!’ [35] De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe Hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood.
Tekstlezing: Lucas 24: 32
Zingen: NLB 644: 1, 2, 3, 4, 5
1 Terwijl wij Hem bewenen,
omdat Hij van ons ging,
is Hij aan ons verschenen
in zijn verheerlijking.
2 Terwijl wij om Hem treuren,
toont Hij ons hand en voet.
Hij komt door dichte deuren,
Hij spreekt zijn vredegroet.
3 Terwijl wij van Hem spreken,
is Hij in onze kring
om ons het brood te breken
van zijn verkondiging.
4 Opdat wij zouden weten,
wat ons te hopen staat,
vraagt Hij ons om te eten:
een vis, een honingraat.
5 Hij is de Heer en koning,
die eeuwig bij ons is.
Zijn woorden zijn als honing,
zijn naam is als een vis.
Verkondiging, thema: Groeiend inzicht
Orgelspel
Zingen: NLB 645: 1, 2, 5 6
1 Zing ten hemel toe,
juich en jubel Gode,
want Hij wordt niet moe
voor ons uit te gaan
als een vuur vooraan
levenden en doden!
2 Christus onze Heer
is voor ons gestorven
en Hij daalde neer
in het doodsgebied,
deed de dood teniet
in de nieuwe morgen.
5 Pasen is de dag,
dat de dove lippen
van het stomme graf
Hem, het woord van God,
uit de zwarte dood
in het leven riepen.
6 Daarom, zing Hem toe!
Hij is onze Heiland.
Word zijn lof niet moe!
God is opgestaan
om de hand te slaan
aan de oude vijand.
Gebeden: dankgebed – voorbeden – stil gebed – Onze Vader
Onze Vader die in de hemelen zijt,
uw naam worde geheiligd;
uw Koninkrijk kome;
uw wil geschiede,
gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood;
en vergeef ons onze schulden,
gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren;
en leid ons niet in verzoeking,
maar verlos ons van de boze.
Want van u is het Koninkrijk en de kracht
en de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen.
Collectes in de hal
Collectezak 1): Diaconie: bestemd voor algemeen diaconaal werk.
Collectezak 2): Kerk: bestemd voor kerkelijke doeleinden.
Collectezak 3): Uitgang: bestemd voor instandhouding van de eredienst.
Zingen: ELB 125: 1, 2, 3
1 Geprezen zij de Heer die eeuwig leeft,
die vol ontferming ieder troost
en alle schuld vergeeft,
die heel het aards gebeuren vast in handen heeft.
Hem zij de glorie, want Hij die overwon,
zal nooit verlaten wat zijn hand begon.
Halleluja. Geprezen zij het Lam,
dat de schuld der wereld op zich nam.
2 Verdreven is de schaduw van de nacht.
En wie Hem wil aanvaarden,
wordt eens veilig thuisgebracht.
Voor hem geldt ook dit wonder: alles is volbracht.
Hem zij de glorie, want Hij die overwon,
zal nooit verlaten wat zijn hand begon.
Halleluja. Geprezen zij het Lam,
dat de schuld der wereld op zich nam.
3 Hij doet ons dankbaar schouwen in het licht,
dat uitstraalt van het kruis,
dat eens voor ons werd opgericht.
En voor ons oog verrijst een heerlijk vergezicht.
Hem zij de glorie, want Hij die overwon,
zal nooit verlaten wat zijn hand begon.
Halleluja. Geprezen zij het Lam,
dat de schuld der wereld op zich nam.
Zegen
Zingen: NLB 415: 3
Amen, amen, amen!
Dat wij niet beschamen
Jezus Christus onze Heer,
amen, God, uw naam ter eer!
Na de dienst zingen we: NLB 708: 1 en 6
1 Wilhelmus van Nassouwe
ben ik van duitsen bloed,
den vaderland getrouwe
blijf ik tot in den dood.
Een prinse van Oranje
ben ik vrij onverveerd,
den koning van Hispanje
heb ik altijd geëerd.
6 Mijn schild ende betrouwen
zijt Gij, o God, mijn Heer.
Op U zo wil ik bouwen,
verlaat mij nimmermeer.
Dat ik toch vroom mag blijven,
uw dienaar t’aller stond,
de tirannie verdrijven
die mij mijn hart doorwondt.